Doorbraak refurbishment in markt van installatie, bouw en industrie?

Geplaatst op 10 juli 2023 door Redactie

deel 3 over kwaliteitsborging, reliability testing, herleidbaarheid en lastige keuzes

Tien spelers in de waardeketen van elektronica, installatie, bouw en industrie kruisten enige tijd geleden de degens in een discussie over refurbishment en hergebruik. In een serie verschillende artikelen in Installatietotaal worden de uitkomsten van dit gesprek gedeeld. In dit deel van de reeks is te lezen hoe de discussie ging over betrouwbaarheid; betrouwbaarheid van gereviseerde, refurbished componenten en producten. Hoe en wat wordt er getest? In hoeverre is traceerbaar welke levensduur producten nog ‘over’ hebben? Wanneer kies je ervoor ‘oude’ producten te recyclen tot grondstoffen en wanneer gebruik je iets opnieuw? Eerst deel 1 en 2 lezen? Klik hier!

Intussen blijkt de discussie zo veel stof te hebben opgeleverd, dat er nog een vierde artikel gaat komen. Daarin zal het gaan over de betrouwbaarheid, de (on)geloofwaardigheid van bedrijven, spelers in de markt, die claimen duurzaam, groen, te zijn. ‘Green washing’ is de term daarbij. Dan gaat de blik ook vooruit. Zal hergebruik van professionele elektronica werkelijk een vlucht gaan nemen in de toekomst?

Wat eerder duidelijk werd

Refurbishment en hergebruik van componenten en systemen lijkt op gang te komen, ook in de wereld van installatie, bouw en industrie. Motieven om ‘gebruikt’ te accepteren worden diverser en sterker.
De noodzaak om ‘een productielijn op gang te houden’ is vaak een argument. Schaarste, slechte verkrijgbaarheid van componenten, wordt door verschillende partijen in de waardeketen herkend als motief om alternatieven voor ‘nieuw’ te zoeken. In het verlengde hiervan speelt ‘prijs’ een rol. Oplopende nieuwprijzen maken refurbishment sneller lonend en het kopen van ‘gebruikt’ lucratief.

Toen de logistieke leveranciersketen werd verstoord, bleek de noodzaak om alternatieven te vinden voor kopen bij de fabrikant manifester te worden. Bedrijven die zijn gespecialiseerd in het opkopen, refurbishen en weer in de markt zetten van gebruikte componenten en systemen hebben zich kunnen ontwikkelen. Verschillende groothandelsbedrijven werken al succesvol samen met refurbishers. Installateurs van cv-installaties kunnen en durven inmiddels ook wel voor refurbished te gaan. De waardeketen is wellicht blijvend veranderd.

Voor installateurs van grotere gebouwinstallaties en voor machinebouwers blijft het vooralsnog lastiger. Men zegt wel te willen verduurzamen, maar in de uitvoeringspraktijk binnen de eigen organisatie en bij de eindgebruiker blijkt er nog veel weerstand tegen hergebruik overwonnen te moeten worden.

De inschatting in deel twee van de artikelenserie was, dat de gespreksdeelnemers in dit verhaal wellicht een kopgroep vormen van bedrijven in de waardeketen. Er moet nog wel het één en ander gebeuren wil het grote peloton de achterstand inhalen.

In deel drie gaat het over de eerste van twee elementen die tegenwind waaiers vormen: de perceptie dat ‘gebruikt’ niet betrouwbaar zou zijn en het ‘green washing’ spel, het aan de buitenwereld doen voorkomen alsof je in de kopgroep zit, terwijl je eigenlijk al in de bezemwagen bent gestapt.
Die tweede bottleneck komt dus in de volgende aflevering aan de orde, samen met de vraag wat we kunnen verwachten in de toekomst.

Kwaliteitsborging en reliability testing bij refurbishment

Twijfel over de betrouwbaarheid en onzekerheid betreffende de levensduur blijken belangrijke motieven te zijn om toch maar ‘nieuw’ te kopen, zelfs als er ‘gebruikt’ op de plank ligt. De gespecialiseerde refurbishment bedrijven, JC-Electronics en Inexeon, weten daarvan en zetten derhalve vol in op investering in reliability testsystemen en het verlenen van garanties. Inexeon reviseert apparatuur in serie, bouwt voor elke serie een eigen testsysteem en verkoopt gereviseerde printplaten en ventilatoren onder vijf jaar garantie.
“Wij investeren ook continu in testsystemen”, vertelt Wolter de Jong, Chief Operating Officer bij elektronica refurbishment bedrijf JC-Electronics. “Daarin werken we samen met DEKRA. Er komt een audit aan, richting certificering. We reviseren het hele component; doen duurtesten en maken daar rapporten van. Eerder zag je in de reparatiewereld wel dat er alleen garantie werd gegeven op de reparatie. Als er dan iets anders stuk ging dan was het, ‘ja, vorige keer was het iets anders, dus geen garantie’. Wij geven nu garantie op het hele product. Dat kan dankzij in ons borgingssysteem.”

“Maar hoe weet je hoe lang een product het blijft doen?” vraagt gespreksleider Kees Groeneveld. “Op basis van lessons learned. Slijtagegevoelige onderdelen worden altijd vervangen”, garandeert De Jong.

Harry Roossien, reliability expert van R2R reageert. “Wolter zegt, ‘één en ander wordt getest en de meest kritische componenten vervangen we’. Maar fabrikanten en leveranciers voeren ‘extensive testprograms’ uit, uitgebreide programma’s waarbij heel veel testen aan de orde komen; duurtesten van soms twintig dagen. Er wordt getest op corrosie; er wordt getest op hoge temperatuur; er wordt getest op vochtigheid; er wordt getest op stof; al dat soort dingen. Valproeven, trekproeven, allerlei aspecten worden getest, mechanisch, elektrisch, chemisch. Die programma‘s nemen maanden in beslag.

 Ik kan me voorstellen dat, wanneer je met refurbishment bezig bent, je niet zomaar even mensen uit de operatie trekt en zegt ‘je gaat twee, drie maanden testen’, met twintig, dertig, tot vijftig K testkosten”.
“Producten die wij binnen krijgen hebben die testen eerder bij de fabrikant ondergaan en zich daarna bewezen. Die hebben die testen dus niet nog een keer nodig”, stelt Wolter de Jong.

Dat klopt volgens Roossien. “Daarom zal het testen bij refurbishment een heel andere insteek hebben dan bij een leverancier of ontwikkelaar. Jullie bouwen aan de ene kant op het testprogramma dat al is uitgevoerd. Daar is een bepaalde levensduur mee aangetoond. Maar je gaat componenten vervangen, dan zul je wel aan moeten tonen dat die componenten aan de levensduur bijdragen. Bovendien moet je aantonen dat de levensduur van de componenten die blijven zitten niet nadelig wordt beïnvloed. Bij een reparatie, als je gaat solderen of zo, kun je ook componenten beschadigen of anderszins de levensduur terugbrengen.”

refurbished beter dan nieuw

Het testen bij refurbishment gebeurt inderdaad vooral op functionaliteit, op systeemniveau. Gertjan de Vries, accountmanager bij JC-Electronics, deelt in dit kader een ervaring op basis van de lessons learned in de testpraktijk. “We vonden op een bepaald moment uit dat er in een product van Siemens een soort productiefout zat. Onze R&D afdeling heeft die fout er uit gehaald. Zo kregen we een refurbished product dat beter was dan de nieuw-versie. Als je zoiets voor elkaar krijgt, nou, dan zie je opeens dat uit de hele wereld die artikelen naar je toe komen.”

“Dat betekent dat je heel veel kennis moet hebben van de oorspronkelijke componenten”, veronderstelt Kees Groeneveld.

Voor Wolter de Jong is die kennis niet vanzelfsprekend. “De fabrikant is niet zo scheutig met het verstrekken van informatie over zo’n printed circuit board. Daar is ‘reverse engineering’ voor nodig. Onze R&D afdeling gaat dan zo’n hele pcb uitkleden en opnieuw opbouwen.”

“Kennis van het product is natuurlijk key”, erkent Harry Roossien. “Als je een product ontwikkelt, weet je nog niet hoe dat product zich in het veld gedraagt. Voor jullie als refurbishers een kans bij uitstek als jullie precies weten hoe dat product zich in het veld gedragen heeft, zich al dan niet bewezen heeft. Jullie kennen alle faalmechanismen van dat product. Als je dan reverse engineering doet, dan kun je dat allemaal terug herleiden. Uiteindelijk kun je dan met een beter product komen dan de aanvankelijke ontwikkelaar, omdat je al die veldinformatie hebt. Dat is een fantastisch verkoopargument.”

Traceerbaarheid

De discussie komt bij het onderwerp ‘traceerbaarheid’. Kees Groeneveld sprak hierover met Dick van Hees, die jarenlang binnen ASML verantwoordelijk was voor foutdetectie in de keten van elektronicaproductie voor de ASML machines. “Van Hees wees op het belang van traceerbaarheid van hoeveel van de levensduur van een product of component al is ‘opgebruikt’. Dat kan sterk verschillen en moet je dus wel weten.”

betalen of reverse engineering

“Inderdaad”, beaamt Roossien. “Zie maar eens aan die informatie te komen. Veel bedrijven zijn daar absoluut niet scheutig mee. Als je nu informatie wil hebben van bijvoorbeeld een bedrijf als Bosch, dan moet je daar grof voor betalen. Wil je als garage het onderhoudsrecord van een Volvo zien, dan krijg je een dikke rekening. Daar zien bedrijven een nieuw verdienmodel. En als je dan refurbishment bedrijven hebt als JC-Electronics en Inexeon, die dat zelf kunnen achterhalen, dan ben je spekkoper in de keten.”

De vraag is in hoeverre er vanuit toepassingen in de bouw en industrie daadwerkelijk gebruiksgegevens, data, beschikbaar zijn. Wietse Hut, directeur van systeemintegratiebedrijf Smartics, ziet meer traceability in de industrie dan in de bouw. “Voor de utiliteitsbouw is de elektro-installatie nog te zeer een bijzaak. In de industrie ligt dat anders. Daar is de installatie bepalend voor het proces en worden er dus wel gebruiksgegevens bijgehouden.”

Jannes Hamming, deelt zijn ervaring bij het bedrijf waar hij werkt, itsme, leverancier van componenten en systemen onder andere aan grote machinebouwers. “Als je aan zo’n bedrijf levert, moet je informatie leveren voor hun technisch dossier. Met enige regelmaat krijg je dan de melding ‘er is iets niet goed gegaan, er is een manco, wat is daarvan de oorzaak, wat gaan jullie als bedrijf doen om te voorkomen dat het weer gebeurt?’ Je moet dan planmatig acht stappen doorlopen. Daar heb je een bepaalde tijdsperiode voor. Heb je het niet binnen die tijdsperiode afgerond, dan krijg je een boete. We hebben dat een keer meegemaakt toen een installatieautomaat ging ‘trippen’. Die was door de fabrikant van de automaat erg ‘zuinig’ afgesteld. De machinebouwer maakte vervolgens het design ook nog ‘krap’. Gevolg was dat’ie ging trippen. Het component ging kapot. Nou, wat gaan jullie doen, als groothandel, om dat in de toekomst te voorkomen? Ja, wij kunnen daar zelf niks aan doen. Dus gaan we gaan naar de fabrikant. Nou dan krijg je een discussie, die staat of valt met dat je precies weet, waar exact is dat component gemaakt? In dit geval was dat onduidelijk en da’s nogal ongemakkelijk. Dat heeft ons geld gekost... Maar het heeft er wel voor gezorgd dat we nu een systeem hebben ingericht waarmee de traceerbaarheid in de supply chain maximaal is.”

traceerbaarheid voorkomt klantproblemen

Bij revisie- en refurbishment-bedrijf Inexeon werkt het anders. “We werken met digitale dossiers,” vertelt Inexeon verkoopmanager Koen Veldman. “Als een product wordt ingeboekt, dan wordt vastgelegd, ‘dit product is van deze klant’. Daar begint het mee. Maar het eerdere gebruik maakt voor ons niet zo veel uit. Als er een serie cv-ketels binnenkomt doen we geen pretest, want negen van de tien keer, als wij onze standaardprocedure hebben uitgevoerd, is daarmee ook automatisch al een reparatie gedaan. Dan is vaak het probleem al opgelost en als dan tijdens het testen blijkt dat er toch nog iets mis is, dan gaan we een vervolgstap zetten. In de basis zorgen we dat alles binnen de procedure valt.”

componenten wel of niet vervangen, reparatie, refurbishment of recyling

“Informatie over draaiuren is in ons geval niet relevant”, vervolgt Koen Veldman. “De draaiuren van een ventilator kunnen we wel uitlezen, maar dat is niet van belang, want alle componenten waarvoor het gebruik van belang is worden vervangen. De ecologische besparing zit vooral in hergebruik van de aluminium kap. We besparen daarmee zo’n veertig kilo CO2-uitstoot per ventilatorkap die niet hoeft te worden omgesmolten.”

Reliability expert Harry Roossien: “Zeg je nu, ‘wij weten uit het veld dat er veel onderdelen kapot gaan, vaak ook dezelfde onderdelen’ en dat je die dan preventief gaat vervangen?”

“Ja,” bevestigt Koen Veldman, “want anders werkt het niet voor de installateur. Als je kijkt naar de 10R ladder voor circulariteit, van Jacqueline Cramer, hoe verder je naar beneden gaat, naar de basis, hoe meer energie je er in stopt. Je zou kunnen zeggen, we gaan op de printplaat alleen de relais vervangen die werkelijk kapot is. Dat kan, maar dan doe je een reparatie in plaats van refurbishment. Dat werkt niet omdat diezelfde monteur dan twee weken later weer naar die ketel kan omdat een andere relais is gesprongen. Dat heeft te maken met Total Cost of Ownership. Als wij niet voor het geheel teruggaan naar het herstellen van de originele levensduur, dan heb je kans dat alle besparing zowel economisch als ecologisch verdwijnt.”

De mannen aan de afnemerskant in de bouw reageren hier op met herkenning. Robert Damen van Royal Haskoning DHV vind het grappig, want “zo kijk ik naar een gebouw. Jullie kijken naar onderdelen en ziet winst zit in het hergebruiken van die kap. Ik kijk naar een gebouw en zeg dan ‘de CO2 winst zit in het beton, dus laat het karkas maar staan. Strip alle bende er uit, zet er van alles nieuw in en dan kan het gebouw er weer vijftien tot twintig jaar tegenaan’.” Bij Christiaan Nijboer van Rijksvastgoedbedrijf komt dezelfde gedachte op. “We zitten in een tijd van grondstoffen. De intensiteit is ook van belang. Hoeveel werk heb je er aan om iets te kunnen hergebruiken? Bijvoorbeeld, ventilatiekanalen die inwendig geïsoleerd zijn, daar kun je niets meer mee.”

Koen Veldman vertaalt de afweging naar het niveau van componenten. “We moeten ook naar die op basis van recycling zijn gemaakt. Dan heb je de keten gesloten.

recycling of hergebruik is afweging

Wij kunnen maar een beperkt aantal componenten hergebruiken. Spoelen bijvoorbeeld, die desolderen we. Die kunnen kapot, ze kunnen ploffen, maar in de basis slijten ze niet.” JC-Electronics hergebruikt wel op grote schaal bestaande componenten. Wolter de Jong vertelt over hun spare parts magazijn. “Soms kun je van twee pcb’s met defecten er weer één maken die prima voldoet. Dat gebeurt. Niet alle componenten, maar inderdaad spoelen, ook wel ic’s kun je hergebruiken, ja.”

De discussie gaat vervolgens over de vraag welke componenten een lange levensduur hebben en welke moeilijk nieuw verkrijgbaar zijn. Wolter de Jong weet dat juist de slijtagegevoelige componenten volop leverbaar zijn. Koen Veldman bevestigt dat. “Chips zijn het probleem. Niet het condensatortje. Je kunt altijd nog wel ergens een zakje van vijftig stuks krijgen en dat is voor ons negen van de tien keer voldoende om weer een paar weken vooruit te kunnen.”
“Ook dat kun je vergelijken met een gebouw”, volgens Robert Damen. “De ventilatoren, tot voor kort lagen die overal op de plank. Dus dan zeg je al gauw, gooi maar weg. Gebruik maar een nieuwe.”

De opmerking triggert Willem Veldhoen, van technisch handelsbedrijf Rensa. “De bouw, met al dat materiaal, in groot volume, frustreert eigenlijk wat er in de basis moet gebeuren. Hoog over, in de grote getallen klopt het misschien in ongedifferentieerde kilo’s, maar van alles er uit slopen blijft wel ellende.” “Tenzij dat materiaal elders wordt gebruikt”, riposteert Christiaan Nijboer. “Bij een pand in Haarlem, waar we bewust circulair wilden werken, hebben we alles netjes uitgesorteerd. Wat niet weer terug kan in het gebouw gaat dan naar ‘lager in de keten’, zeggen we dan, en kan worden hergebruikt. Dat komt niet op een stort of zo.” Damen: “Hopen we…”.

De vraag dringt zich op hoe het kan gaan werken, een refurbished installatie in een gebouw. Wietse Hut ziet ‘laaghangend fruit’, misschien niet de elektronica, maar zaken als ladderbanen, die kun je eenvoudig hergebruiken. Willem Veldhoen noemt de beugels van het invalidetoilet; Christiaan Nijboer de behuizing van het verlichtingsarmatuur. “Heeft meer impact dan het printje.” “Maar ik krijg makkelijker een gerefurbishde printplaat verkocht dan een wasbak; een printplaat makkelijker dan een spiegel. Want die print zie je niet”, is de ervaring van Willem Veldhoen.

Uit de praktijk van de mannen aan tafel komen nog wat voorbeelden van haken en ogen, certificeringen en weerstand van architecten. Maar ook de mogelijkheden die zijn ontwikkeld om producten te analyseren op hun herbruikbaarheid aan de hand van data, inclusief het begrip ‘perceptie’. Als je niet ziet en nergens merkt dat een product niet nieuw is, dan wordt het sneller geaccepteerd.

Niet alles is wat het lijkt. Daar gaat het ook over bij het bouwen van een ‘groen imago’, green washing. Volgende keer meer daarover. Gaat refurbishment en hergebruik inderdaad een vlucht nemen; wat moet er gebeuren om het te láten gebeuren? In de volgende aflevering is ook te lezen wat de tien ketenspelers daarvan vinden. En er komt nog een specifieke vraag aan de orde: wat als er overal sprake is van ‘apps’ die wellicht ‘uit de lucht’ gaan? Gaan, kunnen, we die ook refurbishen om de apparatuur die we willen hergebruiken aan de praat te houden?

Tekst: Kees Groeneveld
Foto's: Van Emst Vakfotografie

Reageren

Vul de gegevens in en uw naam en reactie zullen op de website worden getoond. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.
Dero-Uitgevers gaan zorgvuldig om met uw persoonsgegevens.
Bekijk het privacy statement