Drinkwaterkwaliteit tot aan de het tappunt

Geplaatst op 15 juni 2016 door Redactie

In de Drinkwaterwet is de basis gelegd voor het beveiligen van het openbare net tegen verontreiniging door terugstroming vanuit aangesloten leidingwater- en drinkwaterinstallaties. De verplichting daartoe is bij de eigenaren van die installaties neergelegd. Drinkwaterbedrijven hebben de wettelijke taak invulling te geven aan de vraag op welke wijze de verontreiniging van hun leidingnet vanuit de daarop aangesloten installaties wordt voorkomen. Het toezicht daarop is een verantwoordelijkheid die ligt bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILenT) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Als maatregel geldt het toepassen van een passende frontbeveiliging door het drinkwaterbedrijf.
Een frontbeveiliging is een door of namens het waterleidingbedrijf in het (centrale) leveringspunt aangebrachte terugstroombeveiliging. In het algemeen is dit een watermeter met ingebouwde keerklep. Deze terugstroombeveiliging is eigendom van het drinkwaterbedrijf en de controle en het beheer behoort tot hun verantwoordelijkheid.

In Nederland moeten leidingwaterinstallaties in gebouwen voldoen aan NEN 1006. Om tot een goede harmonisatie in de uitvoering van de leidingwaterinstallatie te komen, wordt in Waterwerkbladen een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in de norm in algemene zin wordt gesteld.

In NEN 1006 staat: ‘Een leidingwaterinstallatie moet zo zijn uitgevoerd dat: het water bij de tappunten – met het oog op de volksgezondheid – betrouwbaar is voor het gebruiksdoel;’.

De betrouwbaarheid waarop hier wordt gedoeld hangt af van het goede ontwerp, de juiste aanleg, de geschikte materialen in contact met drinkwater en het geëigende gebruik, onderhoud en beheer aan de leidingwaterinstallatie. Hiertoe behoort ook het plaatsen van passende beveiligingen tegen het binnendringen van vreemde stoffen vanuit op de drinkwaterinstallatie aangesloten toestellen.

Ingebruiknemen van een drinkwaterinstallatie

Bij de aanleg van de aansluitleiding zien drinkwaterbedrijven erop toe dat deze leidingen vrij blijven van inwendige verontreinigingen. Voordat een aansluitleiding in gebruik wordt genomen moet het drinkwaterbedrijf ervoor zorgen dat deze bacteriologisch betrouwbaar worden gemaakt.
Het afspuien van de aansluitleiding is mogelijk door deze voor de watermeter los te maken, de afvoer van het water te waarborgen en de dienstkraan te openen. Dit om te voorkomen dat mogelijke verontreinigingen vanuit de aansluitleiding in de binneninstallatie wordt gebracht. Gebeurt dit niet dan is er de kans op microbiële verontreiniging. Het reinigen, desinfecteren en uitspoelen van de installatie is natuurlijk niet zinvol zolang het water waarmee dit gebeurt vervuild is. Dit aspect kan ook een rol spelen als een drinkwaterinstallatie, gevuld met water, een lange tijd niet in gebruik is geweest.
Het ‘Doorspoelen (spuien) en eventueel desinfecteren voor eerste gebruik is dan een verplichting. Bij nieuwe installaties moet het reinigen door middel van doorspoelen gebeuren na het uitvoeren van een persproef overeenkomstig WB 2.3’ wat een taak is voor een professioneel installateur/bedrijf.

Gezamenlijke aanpak en afstemming

Het onder waterdruk zetten en spuien van de dienstleiding zou ideaal gesproken kort voor de plaatsing van de watermeter moeten gebeuren en het spoelen van de binneninstallatie kort na de plaatsing van de watermeter. Dat vraagt om een gezamenlijke planning en uitvoering van die activiteiten.

Reageren

Vul de gegevens in en uw naam en reactie zullen op de website worden getoond. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.
Dero-Uitgevers gaan zorgvuldig om met uw persoonsgegevens.
Bekijk het privacy statement